Op vraag van Koen Milis, directeur-generaal bij DGLV, alsook de inspectiedienst van DGLV sturen wij naar al onze leden onderstaand bericht.
—
De inspectiedienst bij het Directoraat-generaal Luchtvaart ontving het afgelopen jaar opvallend veel klachten over hinder door laag overvliegende ballonnen op verschillende locaties.
Wij verzoeken u in dit kader om uw leden algemeen te herinneren aan de volgende wettelijke bepalingen :
SERA.3105 van bijlage aan de Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 923/2012 van de Europese Commissie, van 26 september 2012, tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten bepaalt : “Behalve wanneer dit nodig is voor opstijgen of landen of wanneer de bevoegde autoriteit anderszins toestemming heeft verleend, mogen luchtvaartuigen niet over dichtbevolkte gebieden van steden, gemeenten of nederzettingen, noch vliegen over een openluchtbijeenkomst van personen, tenzij op een hoogte die het mogelijk maakt om in noodgevallen te landen zonder overmatig gevaar voor personen of eigendommen op de grond. De minimumhoogten voor VFR-vluchten zijn gespecificeerd in SERA.5005, onder f), en de minimumniveaus voor IFR-vluchten in SERA.5015, onder b).”
SERA.5005, f) bepaalt : “Behalve wanneer dit nodig is voor opstijgen of landen of wanneer dit toegestaan is door de bevoegde autoriteit, mag een VFR-vlucht: 1) niet over dichtbevolkte zones van steden, gemeenten of nederzettingen, noch over een openluchtbijeenkomst van personen vliegen op een hoogte van minder dan 300 m (1 000 ft) boven de hoogste hindernis in een straal van 600 m rond het luchtvaartuig; 2) niet op andere dan de onder 1) vermelde plaatsen vliegen op een hoogte van minder dan 150 m (500 ft) boven de grond of het water, of 150 m (500 ft) boven de hoogste hindernis in een straal van 150 m (500 ft) rond het luchtvaartuig.”
Bestuur van de Koninklijke Belgische Ballonvaart Federatie vzw